Post by Yin Yang on Nov 9, 2006 7:27:18 GMT -5
Voetbal is een feest maar eerst en vooral een stammenritueel. Het Mechelse voetbal, zoals het echt was, is en hopelijk zal blijven.
Het is een eigenaardige koorts. Ook wie niet van voetbal houdt, weet er van en spreekt erover: ‘Binnenkort speelt den Malinwa weer tegen de Racing.’ Het gerucht doet al weken voor de match de ronde. Buitenstaanders spreken in neutrale termen over de op handen zijnde derby. Maar de Mechelse clanleden, de betrokkenen zelf, nemen dat smakeloze woord niet in de mond. Het gaat immers om het naakte overleven, zoals in prehistorische tijden toen er nog mammoeten rondwaarden in de buurt van Nekkerspoel. Twee stammen loerden van op werpafstand naar elkaar. Soms kwam het tot uitbarstingen omdat de ene clan een tekort had aan voedsel en bij gebrek aan mondvoorraad de andere dan maar bestormde. Ooit roofde de ene stam enkele vrouwen van de andere groep. Wie het met de eigen familieleden deed, ging na enkele generaties ten onder aan het lichtste griepje. Op incest stond trouwens de doodsstraf. Vandaar dat in die oertijden raids waarbij vrouwen van andere naburige stammen werden ontvoerd, schering en inslag waren. Maagdenroof was niet alleen een Romeinse of Sabijnse aangelegenheid. En daarom dat soms ook de rivaliserende Mechelse gemeenschap het moest ontgelden. De Antwerpse of Brabantse nomaden van The Great Old of van Anderlecht waren immers eveneens te duchten tegenstanders en daarenboven zo ver weg. Het lag dus voor de hand om de oplossing dichtbij huis te zoeken. Ook al leidde die confrontatie dus weken op voorhand tot koortsige onrust en wilde roddels.
MAGIE
Als kind sidderde ik bij de aanblik van het Scandinavische opperhoofd van de Racingers. Met zijn rozige billen en zijn blonde manen leek hij wel een Noorse god. Zoals Thor het kon laten bliksemen, zo bezat deze Iversen toverkracht. Telkens hij in de buurt van de bal kwam, was het einde der tijden nabij. Een laffe aanval op zijn knie maakte hem onschadelijk. Voetbalgoden zijn ook maar mensen. Maar voor de toeschouwers heeft de derby iets van een stammenoorlog, zoals die op de Mechelse turf ooit sporadisch is uitgevochten. Daarom dat de nakende match tussen KV en Racing de hele stad telkens weer onderdompelt in een prehistorische atmosfeer waarbij de extreme emoties van onze voorouders hoogtij vieren. De leden van de ene clan worden door de aanhangers van het andere kamp in het stadion met argusogen gemonsterd. Het gevaar dreigt om elke hoek.
Eindelijk begint het plaatsvervangende duel en treden de strijders tegen elkaar in de arena. Iedereen hoopt dat hij met zijn kampers aan het langste eind mag trekken. Een zekere buit lag in het verschiet. Vandaag is die winst natuurlijk alleen maar symbolisch maar de euforie om de winning goal smaakt even diep als vroeger de vreugde om het geroofde vlees of het geschaakte vrouwelijke schoon. De zoden gewijde grond die enkele KV-supporters onlangs ontvreemdden uit het halfrond van het Racing-terrein herinneren aan deze trofeeën van eertijds.
THERAPIE
Voetbal heeft voor mij altijd iets magisch gehad. Zoals de zomers langer leken in iemands jeugd of de winters van jaren geleden meer sneeuw in petto hadden, zo is het altijd zonnig als ik aan voetbal denk. Er werd in de jaren zestig steevast op zondagnamiddagen gespeeld om 15u. Daarna gingen we trouwens soms nog naar de avondmis van vijf uur, een ander ritueel dat heel wat minder magie uitstraalde dan het volkse spektakel van 22 mannen in korte broek die achter een bal aanhollen. Nee, geef me dan maar het heidense origineel. ‘Meneer, mag ik alstublieft naar de voetbal komen kijken?’ Ik was zelf niet actief in de jongerenploegen van KV of Racing. Maar als ik aan de stokoude kaartjesknippers overbeleefd vroeg om een vrije entree, lukte me dat vaker wel dan niet. Ik had de oude bewakers weten te charmeren. Rond het veld marcheerde reeds de muziekkapel. Deze verworpenen der aarde hadden iets ontroerends. Strompelend, uit de pas en sjofel aangekleed speelden de leden van de fanfare het clublied. De meeste toeschouwers riepen hen luidkeels toe, zongen mee of applaudisseerden bij het aanschouwen van deze meelijwekkende stoet. Waren we niet allemaal vernederden en vertrapten die op zondagnamiddag elkaars nabijheid opzochten om onze zorgen te vergeten?
Als kind had ik weinig of geen zorgen. Maar ik begreep instinctief dat de meeste mannen hier op therapie waren. Nee, ze daalden niet af in zichzelf of stelden geen psychologische vragen aan hun diepere ik. Van schuld en boete of innerlijke wroeging was geen sprake. Hier was iedereen pure buitenkant, de naakte aap van eertijds die zijn muizenissen uitschreeuwde, wegvloekte, wegschold en vooral wegzong. Als er een goal werd gescoord door de eigen ploeg, veerde iedereen recht in een jubelend koor. Collectieve verlossing viel ons ten deel. De euforie van dat ogenblik waarbij sommigen elkaar ook omarmden of op de schouder klopten, wapende de meeste toeschouwers tegen weer twee weken van hard labeur na de match. Je problemen uitpraten is een ding, maar ze samen bezweren tijdens het collectieve toeschouwersritueel van het voetbalspel doet pas echt deugd.
Vrouwen houden meestal van andere, meer gesofistikeerde therapieën. Daarom dat ze ook altijd in de minderheid waren en zijn rond een voetbalveld. (Tenzij dus bij derby’s wanneer de eer van de stam in het geding is en de hele familie wordt opgetrommeld.) Natuurlijk kunnen het ook manwijven wezen die zich aansloten bij de directe lichaamstherapie van hun mannelijke lotgenoten. Maar meestal hadden vrouwelijke toeschouwers oneigenlijke redenen om te komen kijken. De pin-ups waren er om bekeken te worden, al dan niet als partner van de voorzitter of van een vergelijkbare machtige potentaat. De overbezorgde echtgenotes gunden hun wederhelft geen lichaamskuur en bewaakten hem daarom waar hij ook ging. Hij moest maar eens dronken thuiskomen of godbetert aanpappen met een voetbaldeerne. Er waren ook geamuseerde estheten onder de dames die maar wat graag naar de jongensachtige lijven van de heren voetballers gluurden. Meer dan eens stond een van de balkunstenaars in zijn slipje bij een schermutseling. En waar er geduelleerd wordt, zoals bij boksmatchen ook, hangt altijd wel iets erotisch in de lucht.
VOETBAL ZOALS HET WAS
Ik genoot van de geur van pijptabak die me soms kwam aangevlogen. Een zwart mannetje in een wit oberpak kwam rond met gezoete apenootjes (‘paka, paka’, prevelde hij onverstaanbaar exotisch in mijn herinnering). Hij kreeg lachend allerlei opmerkingen naar het hoofd geslingerd die nu als racistisch zouden worden bestempeld maar die toen heel onschuldig en gewoon overkwamen. Van noga hield ik niet zo want die plakte te veel aan de tanden en het verhemelte. Een hotdog met mosterd kon er wel bij. Maar het summum van culinair genot was natuurlijk een frisco, ook al stond de venter soms in de weg tijdens het kijken naar de match. Het flinterdunne chocojasje van de frisco deed het witte ijs wel eens van zijn stokje glijden en op de stenen trappen van de gradins belanden. Wat een verschil met de gewapende chocoladen buitenkant van de huidige lichting turbofrisco’s. Intrigerend was de wandelende fles tijdens de pauze. Ik probeerde binnen te kijken in het donkerrode, houten omhulsel en zag inderdaad een paar ogen van iets wat op een mens geleek. Wist ik toen veel dat het om een sandwichman ging die reclame maakte voor Campari. Of was het Cinzano? Ondertussen weerklonken in poëtische echo’s de flarden reclameslogans voor Rodania-a-a-a of voor de sigaret met de al even dichterlijke naam van Zemir. Zelfs een Franstalige sportkrant als La Dernière Heure ontbrak niet in de parade van gesproken advertenties.
VOETBAL ZOALS HET IS
We vatten altijd post met enkele andere vrienden op dezelfde plaats achter de goal. Herhaling is essentieel voor elk ritueel en zeker tijdens het voetbalspel waar alles tot in der eeuwen eeuwigheid vast ligt. Als kind zag ik de keeper vaak vertwijfeld graaien naar een bal die vervolgens tergend traag voorbij de streep hobbelde. Goal! De ontlading kon beginnen. Dikwijls vroeg ik me af hoe het kwam dat de keeper niet bij die bal kon. Zo langzaam schoof hij in het net. Nu ik als veertiger in de regel op televisie het voetbal volg – en dus nauwelijks in het echt – valt me juist het tegenovergestelde op. Het gaat allemaal zo snel: probeer dan maar eens als doelwachter de bal te stoppen. Wat ik wil zeggen is dat het voetbalspel in de werkelijkheid blijkbaar traagzamer, minder geolied verloopt dan op televisie.
Toen reeds begon me te dagen dat de werkelijkheid, zoals ze is, heel iets anders betekent dan de werkelijkheid in de media. Het leven, zoals het is, zie je niet voor het volle pond op televisie. Wie het vertikt om uit zijn luie stoel te komen, ontdekt nooit het echte leven maar slechts een armzalige weerschijn ervan. Moraal van mijn verhaal: ga zelf naar de voetbal in weer en wind in plaats van op je luie kont de voetbal op tv te ondergaan. Mijd loge of business seats tenzij je niet voor het voetbal komt maar voor het eten of het netwerken. Maar eerlijk gezegd: voor culinaire en sociale hoogstandjes zijn andere plaatsen beter geschikt. Alleen wie lijfelijk aanwezig is tijdens de opvoering samen met zijn andere soortgenoten, kan worden verlost. Van op een afstand toekijken achter de beschutting van glas of in het cocon van een tv-kamer telt niet en is dus heilloos.
Naar voetbal op tv kijken heeft iets intellectueels. Je observeert van op een veilige distantie de bewegingen van schaakpartijen en je tracht samen met de trainer en commentator de strategie van de tegenpartij te doorgronden en de marsrichting van de eigen ploeg te verfijnen. Je kan natuurlijk ook je verstand op nul zetten en je simpelweg laten hypnotiseren door het geschuif van de bal en van de pionnetjes. Wie echter in het stadion zelf het spel gadeslaat, zit midden in het drama. Hij ziet en hoort de spelers jubelen en afzien. Hij is getuige hoe ze triomferen of hun pijn verbijten of uitschreeuwen. Soms knakt er duidelijk hoorbaar een pees van een kostbare spier in de kuit van de sterspeler. Hij mist dus de afstand die nodig is om de spelpatronen wiskundig te analyseren. Dat wil niet zeggen dat je als toeschouwer ook niet getroffen wordt door een mooie beweging, een knappe actie of een uitgesponnen aanval. Maar dergelijke kortstondige momenten van intellectuele vervoering zijn fragmenten van een totaalervaring die het van het sensuele moet hebben. Wie in de arena zit, is met huid en haar overgeleverd aan het fatale gebeuren. Hij gaat, willen of niet, kopje onder in een golf van sensaties. Tenzij de wedstrijd natuurlijk een saaie vertoning is. Dat heet dan een gemiste kans. Maar Mechelse supporters zijn hondstrouw en komen altijd weer terug.
HELDEN VOOR EEN DAG
Ach ja, die zondagse matchen. Voetbal was een feest voor de zintuigen. Fladderende wimpels in de wind, de kleuren van de truitjes die fel contrasteerden met het overgroene gras. De witte kalklijnen die al vlug werden weggeveegd tijdens een tackle of sliding. En dan de plotse regenvlagen die ons tot op het bot doornat maakten en die aan het voetbalspel een apocalyptische toets gaven. Om nog maar te zwijgen van de hoofdrolspelers zelf die met hun gebreken en tics niet zouden misstaan in een homerisch epos. Het had allemaal iets heroïsch. De manier waarop de gehandicapte Cois Tuyaerts met zijn ene arm op de linkerflank van het veld kwam aangelopen en ondanks die ene arm toch voor doelgevaar zorgde. De imposante verschijning van een onbehouwen verdediger als Ballard (of was het Ballaer?), die met zijn dikke schonken perfect de bal kon stoppen die anders in de goal was beland. De grijze keeper Jacobs die in zijn zwart pak de doelmond bewaakte die toegang gaf tot het dodenrijk, zo leek het wel. De koele, gladde Kamiel Van Damme die meer een ladies’ man was dan een krijger. Hij was met zijn splijtende passes een beetje de Mechelse Beckham, maar zonder Spice-girl aan zijn zij. Als trainer zou hij later nooit meer dat charisma uitstralen.
Want ook dat hoort bij het voetbal. De heldhaftige kwaliteiten zijn meestal van kortstondige aard. Echte helden leven niet lang. Wie heeft er ooit nog iets uitzonderlijks gehoord van bovenvermeld kwartet? Toegegeven, met de lichting spelers in de jaren tachtig onder geldschieter John Cordier liep het anders maar toen was het voetbal al lang niet meer het authentieke voetbal want vercommercialiseerd, opgetild tot een hoger technisch niveau dat eigenlijk een beetje fake was, want ijlings gefinancierd. Zo steil de opgang was, zo snel spatte ook de zeepbel uit elkaar. Tot beide Mechelse clans uiteindelijk in derde klasse zijn beland. Terug met de voeten op de grond. Daar waar het voetbal eigenlijk thuis hoort.
Tijdens het voetbalspel kreeg alles iets intens, iets aparts, ook al ging het dan maar om een simpel spel. En iedereen rond het veld voelde zich ook anders want verbonden in een stamverband dat na het laatste fluitsignaal opnieuw verdampte. Telkens er een derby op komst was, werd die bijzondere sfeer aangescherpt. Het werd allemaal een beetje unheimlich want niemand wou verliezen. En toch wist iedereen dat er eigenlijk een verliezer moest zijn. Hopen op een gelijkspel was geen optie want dan bleef de katharsis van diepe rouw of jubelende euforie uit. En precies om de kick van die emoties is het de voetbaltoeschouwer te doen, zeker bij een derby.
WERELDRIJKEN VERGAAN MAAR STAMMEN BLIJVEN BESTAAN
Niemand wil verliezen en het meemaken hoe zijn vrouwen worden ontvoerd of zijn levensnoodzakelijk voedsel gestolen. Voor het begin van het duel bant elke clan zijn twijfels uit. Zowel die van KV als die van Racing denken er niet aan dat ze kunnen verliezen want ze willen en zullen dus niet verliezen. Een simpel staaltje van zelfbedrog brengt het vertrouwen in het eigen kunnen op peil. ‘Waar een wil is, is een weg’, aldus het voluntaristische Racing-devies dat op de middentribune staat geschilderd. Guy Verhofstadt en Bart Somers zullen het graag horen. ‘De club zal zegepralen’, klinkt het een beetje brallerig bij KV. Meer iets voor Stefaan De Clerck of Yves Leterme die hun eigen onzekerheid proberen weg te moffelen achter een façade van holle overmoed. De beide supportershordes trekken naar het stadion. Een gezamenlijke optocht, zoals burgemeester Koen Anciaux even voorstelde, is de ontkenning zelf van deze titanenslag. Je kan toch moeilijk oorlog gaan voeren tegen iemand waarmee je eerst hand in hand gaat. Mechelaars begrijpen dat je ofwel van den Malinwa bent ofwel van de Racing. Echte handtastelijkheden zijn uit den boze. Het gaat er niet om dat de Mechelaars zelf slag leveren. Nee, ze kiezen hun strijders die symbolisch de stammenoorlog van destijds opnieuw tot leven brengen.
De toeschouwers vereenzelvigen zich met het ene of andere kamp en herleven de wordingsgeschiedenis van hun stad die de laatste eeuw balanceerde tussen katholiek en vrijzinnig, college en lyceum, Franstalige notabelen of nieuwerwetse socialisten, elitaire versus proletarische pretenties. Het is een beetje zoals in de film Gangs of New York van Martin Scorcese. De kamp mag dan zijn gestreden maar elke Mechelaar van geboorte draagt de sporen van die oerstrijd mee in zijn genen. De weken en dagen voordat de derby wordt betwist, herleeft die primitieve oerscène van ‘wij met ons allen’ aan de ene kant van het territorium tegen ‘zij met zijn allen’ aan de andere kant. Nee, Racing tegen Malinwa is nog altijd geen folklore voor mij, ook al sta ik mijn Mechelse tegenstander niet meer persoonlijk naar het leven. Wel integendeel.
VOETBAL ZOALS HET ZAL ZIJN
De eerste derby tussen KV en Racing werd gespeeld op 24 september 1905 en met 2-1 gewonnen door FCM, zoals KV Mechelen op zijn franglais (Football Club de Malines) toen heette. Ondertussen zijn er tientallen van die stadskampen uitgevochten. Meestal was Racing de underdog en trok KV aan het langste eind. Maar vandaag is het nog moeilijk te zeggen wie in derde klasse de club van het stad is. De legendarische Iversen is al lang vertrokken bij Racing, zoals zovele andere roemruchte helden voor hem. Nu beide clubs honderd jaar bestaan, zou het misschien tijd zijn om te fusioneren? Maar ook dergelijke dromen van verzoening kunnen alleen opkomen in de geest van een buitenstaander. Wereldrijken vergaan maar stammen blijven altijd bestaan. Alleen al daarom is het zaak dat KV en Racing de komende honderd jaar hun eigen weg blijven gaan. Noch KV noch Racing is de club van het stad. Ze zijn het allebei. Zolang ik Mechelaar ben.
Het is een eigenaardige koorts. Ook wie niet van voetbal houdt, weet er van en spreekt erover: ‘Binnenkort speelt den Malinwa weer tegen de Racing.’ Het gerucht doet al weken voor de match de ronde. Buitenstaanders spreken in neutrale termen over de op handen zijnde derby. Maar de Mechelse clanleden, de betrokkenen zelf, nemen dat smakeloze woord niet in de mond. Het gaat immers om het naakte overleven, zoals in prehistorische tijden toen er nog mammoeten rondwaarden in de buurt van Nekkerspoel. Twee stammen loerden van op werpafstand naar elkaar. Soms kwam het tot uitbarstingen omdat de ene clan een tekort had aan voedsel en bij gebrek aan mondvoorraad de andere dan maar bestormde. Ooit roofde de ene stam enkele vrouwen van de andere groep. Wie het met de eigen familieleden deed, ging na enkele generaties ten onder aan het lichtste griepje. Op incest stond trouwens de doodsstraf. Vandaar dat in die oertijden raids waarbij vrouwen van andere naburige stammen werden ontvoerd, schering en inslag waren. Maagdenroof was niet alleen een Romeinse of Sabijnse aangelegenheid. En daarom dat soms ook de rivaliserende Mechelse gemeenschap het moest ontgelden. De Antwerpse of Brabantse nomaden van The Great Old of van Anderlecht waren immers eveneens te duchten tegenstanders en daarenboven zo ver weg. Het lag dus voor de hand om de oplossing dichtbij huis te zoeken. Ook al leidde die confrontatie dus weken op voorhand tot koortsige onrust en wilde roddels.
MAGIE
Als kind sidderde ik bij de aanblik van het Scandinavische opperhoofd van de Racingers. Met zijn rozige billen en zijn blonde manen leek hij wel een Noorse god. Zoals Thor het kon laten bliksemen, zo bezat deze Iversen toverkracht. Telkens hij in de buurt van de bal kwam, was het einde der tijden nabij. Een laffe aanval op zijn knie maakte hem onschadelijk. Voetbalgoden zijn ook maar mensen. Maar voor de toeschouwers heeft de derby iets van een stammenoorlog, zoals die op de Mechelse turf ooit sporadisch is uitgevochten. Daarom dat de nakende match tussen KV en Racing de hele stad telkens weer onderdompelt in een prehistorische atmosfeer waarbij de extreme emoties van onze voorouders hoogtij vieren. De leden van de ene clan worden door de aanhangers van het andere kamp in het stadion met argusogen gemonsterd. Het gevaar dreigt om elke hoek.
Eindelijk begint het plaatsvervangende duel en treden de strijders tegen elkaar in de arena. Iedereen hoopt dat hij met zijn kampers aan het langste eind mag trekken. Een zekere buit lag in het verschiet. Vandaag is die winst natuurlijk alleen maar symbolisch maar de euforie om de winning goal smaakt even diep als vroeger de vreugde om het geroofde vlees of het geschaakte vrouwelijke schoon. De zoden gewijde grond die enkele KV-supporters onlangs ontvreemdden uit het halfrond van het Racing-terrein herinneren aan deze trofeeën van eertijds.
THERAPIE
Voetbal heeft voor mij altijd iets magisch gehad. Zoals de zomers langer leken in iemands jeugd of de winters van jaren geleden meer sneeuw in petto hadden, zo is het altijd zonnig als ik aan voetbal denk. Er werd in de jaren zestig steevast op zondagnamiddagen gespeeld om 15u. Daarna gingen we trouwens soms nog naar de avondmis van vijf uur, een ander ritueel dat heel wat minder magie uitstraalde dan het volkse spektakel van 22 mannen in korte broek die achter een bal aanhollen. Nee, geef me dan maar het heidense origineel. ‘Meneer, mag ik alstublieft naar de voetbal komen kijken?’ Ik was zelf niet actief in de jongerenploegen van KV of Racing. Maar als ik aan de stokoude kaartjesknippers overbeleefd vroeg om een vrije entree, lukte me dat vaker wel dan niet. Ik had de oude bewakers weten te charmeren. Rond het veld marcheerde reeds de muziekkapel. Deze verworpenen der aarde hadden iets ontroerends. Strompelend, uit de pas en sjofel aangekleed speelden de leden van de fanfare het clublied. De meeste toeschouwers riepen hen luidkeels toe, zongen mee of applaudisseerden bij het aanschouwen van deze meelijwekkende stoet. Waren we niet allemaal vernederden en vertrapten die op zondagnamiddag elkaars nabijheid opzochten om onze zorgen te vergeten?
Als kind had ik weinig of geen zorgen. Maar ik begreep instinctief dat de meeste mannen hier op therapie waren. Nee, ze daalden niet af in zichzelf of stelden geen psychologische vragen aan hun diepere ik. Van schuld en boete of innerlijke wroeging was geen sprake. Hier was iedereen pure buitenkant, de naakte aap van eertijds die zijn muizenissen uitschreeuwde, wegvloekte, wegschold en vooral wegzong. Als er een goal werd gescoord door de eigen ploeg, veerde iedereen recht in een jubelend koor. Collectieve verlossing viel ons ten deel. De euforie van dat ogenblik waarbij sommigen elkaar ook omarmden of op de schouder klopten, wapende de meeste toeschouwers tegen weer twee weken van hard labeur na de match. Je problemen uitpraten is een ding, maar ze samen bezweren tijdens het collectieve toeschouwersritueel van het voetbalspel doet pas echt deugd.
Vrouwen houden meestal van andere, meer gesofistikeerde therapieën. Daarom dat ze ook altijd in de minderheid waren en zijn rond een voetbalveld. (Tenzij dus bij derby’s wanneer de eer van de stam in het geding is en de hele familie wordt opgetrommeld.) Natuurlijk kunnen het ook manwijven wezen die zich aansloten bij de directe lichaamstherapie van hun mannelijke lotgenoten. Maar meestal hadden vrouwelijke toeschouwers oneigenlijke redenen om te komen kijken. De pin-ups waren er om bekeken te worden, al dan niet als partner van de voorzitter of van een vergelijkbare machtige potentaat. De overbezorgde echtgenotes gunden hun wederhelft geen lichaamskuur en bewaakten hem daarom waar hij ook ging. Hij moest maar eens dronken thuiskomen of godbetert aanpappen met een voetbaldeerne. Er waren ook geamuseerde estheten onder de dames die maar wat graag naar de jongensachtige lijven van de heren voetballers gluurden. Meer dan eens stond een van de balkunstenaars in zijn slipje bij een schermutseling. En waar er geduelleerd wordt, zoals bij boksmatchen ook, hangt altijd wel iets erotisch in de lucht.
VOETBAL ZOALS HET WAS
Ik genoot van de geur van pijptabak die me soms kwam aangevlogen. Een zwart mannetje in een wit oberpak kwam rond met gezoete apenootjes (‘paka, paka’, prevelde hij onverstaanbaar exotisch in mijn herinnering). Hij kreeg lachend allerlei opmerkingen naar het hoofd geslingerd die nu als racistisch zouden worden bestempeld maar die toen heel onschuldig en gewoon overkwamen. Van noga hield ik niet zo want die plakte te veel aan de tanden en het verhemelte. Een hotdog met mosterd kon er wel bij. Maar het summum van culinair genot was natuurlijk een frisco, ook al stond de venter soms in de weg tijdens het kijken naar de match. Het flinterdunne chocojasje van de frisco deed het witte ijs wel eens van zijn stokje glijden en op de stenen trappen van de gradins belanden. Wat een verschil met de gewapende chocoladen buitenkant van de huidige lichting turbofrisco’s. Intrigerend was de wandelende fles tijdens de pauze. Ik probeerde binnen te kijken in het donkerrode, houten omhulsel en zag inderdaad een paar ogen van iets wat op een mens geleek. Wist ik toen veel dat het om een sandwichman ging die reclame maakte voor Campari. Of was het Cinzano? Ondertussen weerklonken in poëtische echo’s de flarden reclameslogans voor Rodania-a-a-a of voor de sigaret met de al even dichterlijke naam van Zemir. Zelfs een Franstalige sportkrant als La Dernière Heure ontbrak niet in de parade van gesproken advertenties.
VOETBAL ZOALS HET IS
We vatten altijd post met enkele andere vrienden op dezelfde plaats achter de goal. Herhaling is essentieel voor elk ritueel en zeker tijdens het voetbalspel waar alles tot in der eeuwen eeuwigheid vast ligt. Als kind zag ik de keeper vaak vertwijfeld graaien naar een bal die vervolgens tergend traag voorbij de streep hobbelde. Goal! De ontlading kon beginnen. Dikwijls vroeg ik me af hoe het kwam dat de keeper niet bij die bal kon. Zo langzaam schoof hij in het net. Nu ik als veertiger in de regel op televisie het voetbal volg – en dus nauwelijks in het echt – valt me juist het tegenovergestelde op. Het gaat allemaal zo snel: probeer dan maar eens als doelwachter de bal te stoppen. Wat ik wil zeggen is dat het voetbalspel in de werkelijkheid blijkbaar traagzamer, minder geolied verloopt dan op televisie.
Toen reeds begon me te dagen dat de werkelijkheid, zoals ze is, heel iets anders betekent dan de werkelijkheid in de media. Het leven, zoals het is, zie je niet voor het volle pond op televisie. Wie het vertikt om uit zijn luie stoel te komen, ontdekt nooit het echte leven maar slechts een armzalige weerschijn ervan. Moraal van mijn verhaal: ga zelf naar de voetbal in weer en wind in plaats van op je luie kont de voetbal op tv te ondergaan. Mijd loge of business seats tenzij je niet voor het voetbal komt maar voor het eten of het netwerken. Maar eerlijk gezegd: voor culinaire en sociale hoogstandjes zijn andere plaatsen beter geschikt. Alleen wie lijfelijk aanwezig is tijdens de opvoering samen met zijn andere soortgenoten, kan worden verlost. Van op een afstand toekijken achter de beschutting van glas of in het cocon van een tv-kamer telt niet en is dus heilloos.
Naar voetbal op tv kijken heeft iets intellectueels. Je observeert van op een veilige distantie de bewegingen van schaakpartijen en je tracht samen met de trainer en commentator de strategie van de tegenpartij te doorgronden en de marsrichting van de eigen ploeg te verfijnen. Je kan natuurlijk ook je verstand op nul zetten en je simpelweg laten hypnotiseren door het geschuif van de bal en van de pionnetjes. Wie echter in het stadion zelf het spel gadeslaat, zit midden in het drama. Hij ziet en hoort de spelers jubelen en afzien. Hij is getuige hoe ze triomferen of hun pijn verbijten of uitschreeuwen. Soms knakt er duidelijk hoorbaar een pees van een kostbare spier in de kuit van de sterspeler. Hij mist dus de afstand die nodig is om de spelpatronen wiskundig te analyseren. Dat wil niet zeggen dat je als toeschouwer ook niet getroffen wordt door een mooie beweging, een knappe actie of een uitgesponnen aanval. Maar dergelijke kortstondige momenten van intellectuele vervoering zijn fragmenten van een totaalervaring die het van het sensuele moet hebben. Wie in de arena zit, is met huid en haar overgeleverd aan het fatale gebeuren. Hij gaat, willen of niet, kopje onder in een golf van sensaties. Tenzij de wedstrijd natuurlijk een saaie vertoning is. Dat heet dan een gemiste kans. Maar Mechelse supporters zijn hondstrouw en komen altijd weer terug.
HELDEN VOOR EEN DAG
Ach ja, die zondagse matchen. Voetbal was een feest voor de zintuigen. Fladderende wimpels in de wind, de kleuren van de truitjes die fel contrasteerden met het overgroene gras. De witte kalklijnen die al vlug werden weggeveegd tijdens een tackle of sliding. En dan de plotse regenvlagen die ons tot op het bot doornat maakten en die aan het voetbalspel een apocalyptische toets gaven. Om nog maar te zwijgen van de hoofdrolspelers zelf die met hun gebreken en tics niet zouden misstaan in een homerisch epos. Het had allemaal iets heroïsch. De manier waarop de gehandicapte Cois Tuyaerts met zijn ene arm op de linkerflank van het veld kwam aangelopen en ondanks die ene arm toch voor doelgevaar zorgde. De imposante verschijning van een onbehouwen verdediger als Ballard (of was het Ballaer?), die met zijn dikke schonken perfect de bal kon stoppen die anders in de goal was beland. De grijze keeper Jacobs die in zijn zwart pak de doelmond bewaakte die toegang gaf tot het dodenrijk, zo leek het wel. De koele, gladde Kamiel Van Damme die meer een ladies’ man was dan een krijger. Hij was met zijn splijtende passes een beetje de Mechelse Beckham, maar zonder Spice-girl aan zijn zij. Als trainer zou hij later nooit meer dat charisma uitstralen.
Want ook dat hoort bij het voetbal. De heldhaftige kwaliteiten zijn meestal van kortstondige aard. Echte helden leven niet lang. Wie heeft er ooit nog iets uitzonderlijks gehoord van bovenvermeld kwartet? Toegegeven, met de lichting spelers in de jaren tachtig onder geldschieter John Cordier liep het anders maar toen was het voetbal al lang niet meer het authentieke voetbal want vercommercialiseerd, opgetild tot een hoger technisch niveau dat eigenlijk een beetje fake was, want ijlings gefinancierd. Zo steil de opgang was, zo snel spatte ook de zeepbel uit elkaar. Tot beide Mechelse clans uiteindelijk in derde klasse zijn beland. Terug met de voeten op de grond. Daar waar het voetbal eigenlijk thuis hoort.
Tijdens het voetbalspel kreeg alles iets intens, iets aparts, ook al ging het dan maar om een simpel spel. En iedereen rond het veld voelde zich ook anders want verbonden in een stamverband dat na het laatste fluitsignaal opnieuw verdampte. Telkens er een derby op komst was, werd die bijzondere sfeer aangescherpt. Het werd allemaal een beetje unheimlich want niemand wou verliezen. En toch wist iedereen dat er eigenlijk een verliezer moest zijn. Hopen op een gelijkspel was geen optie want dan bleef de katharsis van diepe rouw of jubelende euforie uit. En precies om de kick van die emoties is het de voetbaltoeschouwer te doen, zeker bij een derby.
WERELDRIJKEN VERGAAN MAAR STAMMEN BLIJVEN BESTAAN
Niemand wil verliezen en het meemaken hoe zijn vrouwen worden ontvoerd of zijn levensnoodzakelijk voedsel gestolen. Voor het begin van het duel bant elke clan zijn twijfels uit. Zowel die van KV als die van Racing denken er niet aan dat ze kunnen verliezen want ze willen en zullen dus niet verliezen. Een simpel staaltje van zelfbedrog brengt het vertrouwen in het eigen kunnen op peil. ‘Waar een wil is, is een weg’, aldus het voluntaristische Racing-devies dat op de middentribune staat geschilderd. Guy Verhofstadt en Bart Somers zullen het graag horen. ‘De club zal zegepralen’, klinkt het een beetje brallerig bij KV. Meer iets voor Stefaan De Clerck of Yves Leterme die hun eigen onzekerheid proberen weg te moffelen achter een façade van holle overmoed. De beide supportershordes trekken naar het stadion. Een gezamenlijke optocht, zoals burgemeester Koen Anciaux even voorstelde, is de ontkenning zelf van deze titanenslag. Je kan toch moeilijk oorlog gaan voeren tegen iemand waarmee je eerst hand in hand gaat. Mechelaars begrijpen dat je ofwel van den Malinwa bent ofwel van de Racing. Echte handtastelijkheden zijn uit den boze. Het gaat er niet om dat de Mechelaars zelf slag leveren. Nee, ze kiezen hun strijders die symbolisch de stammenoorlog van destijds opnieuw tot leven brengen.
De toeschouwers vereenzelvigen zich met het ene of andere kamp en herleven de wordingsgeschiedenis van hun stad die de laatste eeuw balanceerde tussen katholiek en vrijzinnig, college en lyceum, Franstalige notabelen of nieuwerwetse socialisten, elitaire versus proletarische pretenties. Het is een beetje zoals in de film Gangs of New York van Martin Scorcese. De kamp mag dan zijn gestreden maar elke Mechelaar van geboorte draagt de sporen van die oerstrijd mee in zijn genen. De weken en dagen voordat de derby wordt betwist, herleeft die primitieve oerscène van ‘wij met ons allen’ aan de ene kant van het territorium tegen ‘zij met zijn allen’ aan de andere kant. Nee, Racing tegen Malinwa is nog altijd geen folklore voor mij, ook al sta ik mijn Mechelse tegenstander niet meer persoonlijk naar het leven. Wel integendeel.
VOETBAL ZOALS HET ZAL ZIJN
De eerste derby tussen KV en Racing werd gespeeld op 24 september 1905 en met 2-1 gewonnen door FCM, zoals KV Mechelen op zijn franglais (Football Club de Malines) toen heette. Ondertussen zijn er tientallen van die stadskampen uitgevochten. Meestal was Racing de underdog en trok KV aan het langste eind. Maar vandaag is het nog moeilijk te zeggen wie in derde klasse de club van het stad is. De legendarische Iversen is al lang vertrokken bij Racing, zoals zovele andere roemruchte helden voor hem. Nu beide clubs honderd jaar bestaan, zou het misschien tijd zijn om te fusioneren? Maar ook dergelijke dromen van verzoening kunnen alleen opkomen in de geest van een buitenstaander. Wereldrijken vergaan maar stammen blijven altijd bestaan. Alleen al daarom is het zaak dat KV en Racing de komende honderd jaar hun eigen weg blijven gaan. Noch KV noch Racing is de club van het stad. Ze zijn het allebei. Zolang ik Mechelaar ben.